zondag 16 februari 2014

ADCA in Nederland - inventarisatie

In 2001 is er een onderzoek is uitgevoerd om het aantal families en patiënten met autosomaal dominante cerebellaire ataxieën (ADCA's) te inventariseren in Nederland.  

Families


Op de peildatum, 1 mei 2000, waren 137 ADCA-families met 382 klinisch aangedane individuen in kaart gebracht. Men schat dat ADCA in Nederland 2,8 keer voorkomt bij 100.000 mensen. 

Het aantal families per SCA: 

  • SCA1   15 families
  • SCA2   14 families
  • SCA3   64 families
  • SCA6   28 families
  • SCA7   16 families

Verlengd stukje DNA



In het geval van SCA1, SCA2, SCA3, SCA6, SCA7 en SCA15 bestaat de mutatie uit een verlengd stukje DNA (‘repeat’). Dit verlengd stukje DNA bestaat uit de aminozuren: cytosine-adenine-guanine (CAG) in het coderende deel van het betreffende gen. Dit verlengde stukje DNA is de oorzaak dat er een "verkeerd" eiwit wordt aangemaakt dat giftig is voor de cel. 

Bij SCA6 bestaat de mutatie uit een relatief korte, stabiele CAG-repeat verlenging in een gen voor een calciumkanaal. Dit leidt tot een functiestoornis van dat ionkanaal in de cel. 

Ook bij SCA12 bestaat de mutatie uit een verlengd stukje DNA. Dit stukje DNA bevindt zich echter in een niet-coderend deel van het gen. Dus in een stukje gen dat niet gebruikt wordt voor het maken van een eiwit. 


Voorspellen beginleeftijd en snelheid van ziekteproces


De leeftijd waarop een SCA begint varieert enorm binnen de specifieke SCA. Dit kan deels verklaard worden uit de lengte van het extra stukje DNA. 


Hoe langer het extra stukje DNA (CAG-repeat) hoe eerder de ziekte zal beginnen en hoe sneller het ziekteproces zal verlopen. Dit laatste geldt vooral bij SCA1, SCA2, SCA3 en SCA7. 


In opeenvolgende generaties zal het begin van de aandoening op een steeds jongere leeftijd zijn. Dit wordt anticipatie  genoemd. Anticipatie wordt ten dele verklaard door een toename van de lengte van het extra stukje DNA in de volgende generatie. De oorzaak hiervan is dat het extra stukje DNA  instabiel is en bij delingen van de geslachtscellen in lengte kunnen toenemen. 

In het geval van SCA1, SCA2 en SCA7 is de instabiliteit van het extra stukje DNA bij paternale transmissie (dus wanneer de aandoening door de vader wordt doorgegeven) groter dan bij maternale transmissie. Welke andere factoren bijdragen aan het optreden van anticipatie is onbekend.


SCA in de wereld



De relatieve frequentie van de SCA-mutaties binnen een ADCA-populatie vertoont geografische en etnische verschillen. Internationale schattingen van het voorkomen van ADCA's variëren van 0,3 tot 2,0 per 100.000.


Zo is wereldwijd SCA3 de frequentste mutatie. Bij Portugese ADCA-families is SCA3 zelfs in 84% van de gevallen de veroorzakende genmutatie.


SCA6 komt met name voor bij Japanse en Duitse families.


SCA2 wordt in Cuba frequent gezien.

---------------------------------------------------------
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:962-7
Autosomaal dominante cerebellaire ataxieën in Nederland: een nationale inventarisatie
B.P.C. van de Warrenburg

3 opmerkingen:

  1. Interessant. Klopt idd met wat ik in mijn omgeving zie en gezien heb.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zeker interessant. Wat ik wel zou willen weten is, hoe langer het extra stukje DNA (CAG-repeat) hoe eerder de ziekte zal beginnen, of er ook cijfers aan gehangen kunnen worden. Mijn CAG repeat is 69 en ik kreeg rond mijn 40ste klachten. Mijn dochter heeft dezelfde hoeveelheid repeats.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Met grote waarschijnlijkheid zullen bij haar ook de symptomen beginnen rond de leeftijd dat het bij jou begon.
    Er zijn vermoedens dat als er ook een verstoring in de DNA repeat zit dus naast de CAG toch een keertje een T, dan vat het lichaam dit op als een kortere verstoring. Dus een later begin.

    BeantwoordenVerwijderen