De Berg Balance Scale (BBS) wordt gebruikt om het evenwicht te evalueren en een inschatting te maken op de kans op vallen van patiënten.
De patiënt wordt gevraagd 14 testjes uit te voeren. Dit zal ongeveer 20 minuten duren.
De testjes worden uitgevoerd zonder loophulpmiddelen, maar met schoeisel. Een orthese of een sling mag wel.
Per onderdeel kan een score gehaald worden van 0 tot 4 punten. Dus 56 punten in totaal.
Als de score lager is dan 45 punten dan is er een verhoogde kans op vallen.
---------------------------------------------------------------------------------------------
www.fysiovragenlijst.nl
Berg Balance Scale
De
Berg Balance Scale (BBS) evalueert het evenwicht en bestaat uit 14 test‐items.
De items worden gescoord op een 5 punts ordinale schaal (0‐4
punten). In totaal zijn 56 punten te behalen.
Met
de BBS kan een inschatting worden gemaakt van de valkans van patiënten met een
CVA. Zo blijken scores van < 45 punten op de BBS bij ouderen gepaard te gaan
met een verhoogde kans op vallen.
Testprotocol
Berg Balance Scale
Voor
het uitvoeren van de test zijn nodig:
•
een stopwatch;
•
een liniaal of meetlint van 25 cm;
•
2 stoelen (één met en één zonder armleuning, zithoogte ongeveer 45 cm;
•
een krukje of opstapbankje van gemiddelde treehoogte.
Instructie
Voor
elk item wordt een aparte instructie gegeven.
Demonstreer
het item zo nodig één keer aan de patiënt en/of geef instructies zoals
beschreven voor het betreffende onderdeel. De instructie moet beperkt blijven
tot de opdracht. Bij twijfel moet de laagste score worden genoteerd.
Maak
de patiënt duidelijk dat hij zijn evenwicht moet bewaren tijdens het uitvoeren
van de opdracht en dat sommige opdrachten tijdgebonden zijn. De keuze welk been
voor gezet wordt, op welk been te gaan staan, de afstand tussen de voeten of
hoe ver te reiken, wordt aan de patiënt overgelaten.
Waar
in de tekst gesproken wordt van supervisie wordt verbale ondersteuning bedoeld.
De patiënt mag (kan) in dat geval de opdracht niet alleen uitvoeren;
supervisie is vereist om de veiligheid te garanderen.
Daar
waar de patiënt gevraagd wordt om te gaan staan is het de bedoeling dat de
patiënt een parallelstand inneemt. Het verdient de voorkeur de test af te
nemen in een ruimte waar de patiënt voldoende ruimte heeft om voor zich uit te
kijken. De onderzoeker moet proberen te vermijden in het voorwaartse
gezichtsveld van de patiënt te gaan staan. Alle items worden uitgevoerd zonder
loophulpmiddelen, maar met schoeisel. Een orthese of een sling is wel
toegestaan.

1
Van zit naar stand
Materiaal:
stoel met armleuningen
Instructie:
‘Zou u op willen staan? Probeert u hierbij niet met uw handen te steunen.’
4
De patiënt is in staat om tot stand te komen zonder op de handen te steunen en
is vervolgens in staat om los stil te staan.
3
De patiënt is in staat om zelfstandig tot stand te komen met gebruikmaking van
de hand(en).
2
De patiënt is na meerdere pogingen in staat om tot stand te komen met
gebruikmaking van de handen.
1
De patiënt heeft minimale hulp nodig om tot stand te komen, dan wel om los
stil te staan.
0 De patiënt heeft matig tot maximale ondersteuning nodig om
tot stand te komen.
2
Zelfstandig staan
Instructie:
‘Kunt u 2 minuten blijven staan zonder u vast te houden?’
4
De patiënt is in staat om 2 minuten zelfstandig en veilig te blijven staan.
3
De patiënt is in staat om 2 minuten onder supervisie te blijven staan.
2
De patiënt is in staat om 30 seconden zelfstandig te staan.
1
De patiënt heeft meerdere pogingen nodig om 30 seconden zelfstandig te kunnen
blijven staan.
0
De patiënt is niet in staat om 30 seconden zonder ondersteuning te blijven staan.
Wanneer
de patiënt in staat is 2 minuten zelfstandig te blijven staan, noteer dan 4
punten voor het zelfstandig zitten en vervolg de test met opdracht 4.
3
Zelfstandig zitten
Zitten
met de rug ongesteund, maar de voeten gesteund op vloer of voetenbankje
Materiaal:
kruk/stoel/(behandel)bank en zo nodig een voetenbankje
Instructie:
‘Kunt u 2 minuten blijven zitten met de armen over elkaar?’
4
De patiënt is in staat om 2 minuten veilig en stabiel te blijven zitten.
3
De patiënt is in staat om 2 minuten onder supervisie te blijven zitten.
2
De patiënt is in staat om 30 seconden te blijven zitten.
1
De patiënt is in staat om 10 seconden te blijven zitten.
0
De patiënt is niet in staat om zonder steun 10 seconden te blijven zitten.
4
Van stand naar zit
Materiaal:
stoel met armleuningen
Instructie:
‘Kunt u gaan zitten?’
4
De patiënt is in staat om veilig te gaan zitten door minimaal te steunen op de
handen.
3
De patiënt controleert de neergaande beweging door te steunen op de handen.
2
De patiënt gebruikt de achterkant van de onderbenen tegen de stoel om de
neergaande beweging te controleren.
1
De patiënt is in staat om zelfstandig te gaan zitten, maar heeft geen
gecontroleerde neergaande beweging.
0
De patiënt heeft ondersteuning nodig om te gaan zitten.

5
Transfers
Materiaal:
2 stoelen, één met en één zonder armleuningen. Zorg ervoor dat de stoelen
klaar staan voor een draaiende transfer.
Instructie:
‘Wilt u vanuit de stoel met armleuningen opstaan en in de stoel zonder
armleuningen gaan zitten?’ en ‘Kunt u nu weer op de andere stoel gaan zitten?’
4
De patiënt is in staat om de heen‐ en teruggaande transfer
veilig uit te voeren door minimaal te steunen op de handen.
3
De patiënt is in staat om een transfer veilig uit te voeren alleen met gebruik
van de handen.
2
De patiënt is in staat om een transfer met verbale aanwijzingen en/of
supervisie uit te voeren.
1
De patiënt heeft ondersteuning nodig van 1 persoon.
0 De
patiënt heeft ondersteuning nodig van 2 personen.
6
Zelfstandig staan met gesloten ogen
Instructie:
‘Kunt u uw ogen sluiten en 10 seconden stil blijven staan?’
4
De patiënt is in staat om 10 seconden veilig te blijven staan.
3
De patiënt is in staat om 10 seconden onder supervisie te blijven staan.
2
De patiënt is in staat om 3 seconden te blijven staan.
1
De patiënt is in staat om stil te blijven staan, maar kan de ogen niet 3
seconden gesloten houden.
0
De patiënt heeft hulp nodig om niet te vallen.
7
Zelfstandig staan met de voeten tegen elkaar
Instructie:
‘Kunt u uw voeten tegen elkaar aan zetten en 1 minuut los staan?’
4
De patiënt is in staat om zelf de voeten tegen elkaar aan te zetten en 1
minuut veilig te blijven staan.
3
De patiënt is in staat om zelf de voeten tegen elkaar aan te zetten en 1 minuut
onder supervisie te blijven staan.
2
De patiënt is in staat om zelf de voeten tegen elkaar aan te zetten, maar is
niet in staat om 30 seconden te blijven staan.
1
De patiënt heeft hulp nodig om de voeten tegen elkaar aan te zetten en is in
staat om 15 seconden de voeten tegen elkaar te houden en te blijven staan.
0
De patiënt heeft hulp nodig om de voeten tegen elkaar aan te zetten en is niet
in staat om 15 seconden te blijven staan.
8
Reiken naar voren met uitgestrekte armen in stand
Materiaal:
meetlint of liniaal
Instructie:
‘Kunt u uw voeten naast elkaar zetten en uw armen heffen tot 90o? Strek uw
vingers uit en reik naar voren zo ver als u kunt.’
(Keuze
van de afstand tussen de voeten is aan de patiënt. De onderzoeker plaatst een
meetlint op de muur of een liniaal aan het eind van de vingertoppen, wanneer de
arm 90o opgetild is. De vingers mogen de liniaal of het meetlint op de muur
niet raken bij het naar voren reiken. De vastgestelde meting is de afstand naar
voren die de vingertoppen halen terwijl de patiënt in de meest voorovergebogen
positie is. Vraag de patiënt, indien mogelijk, beide armen te gebruiken
om naar voren te reiken om rotatie van de romp te vermijden.)

4
De patiënt is in staat om veilig > 25 cm naar voren te reiken.
3
De patiënt is in staat om veilig > 12 cm naar voren te reiken.
2
De patiënt is in staat om veilig > 5 cm naar voren te reiken.
1
De patiënt reikt wel naar voren, maar heeft hierbij supervisie nodig.
0 De
patiënt verliest hierbij het evenwicht / heeft steun nodig van buitenaf.
9
Oppakken van een voorwerp van de grond in stand
Materiaal:
schoen of pantoffel
Instructie:
‘Kunt u de schoen/pantoffel oppakken die voor uw voeten is gelegd?’
4
De patiënt is in staat om de schoen/pantoffel veilig en met gemak op te
pakken.
3
De patiënt is in staat om de schoen/pantoffel onder supervisie op te pakken.
2
De patiënt is niet in staat om de schoen/pantoffel op te pakken, maar komt wel
tot 2‐5 cm boven de schoen/pantoffel.
1
De patiënt is niet in staat om de schoen/pantoffel op te pakken en heeft bij
de poging supervisie nodig.
0
De patiënt is niet in staat om te bukken / heeft ondersteuning nodig om veilig
te bukken.
10
Draaien met het hoofd over de linker en rechter schouder om naar achteren te
kijken in stand
Materiaal:
willekeurig voorwerp
Instructie:
‘Kunt u uw voeten naast elkaar zetten en uw hoofd over uw linker schouder
draaien om recht naar achteren te kijken? Herhaal dit naar rechts.’ (De
onderzoeker mag een voorwerp recht achter de patiënt houden, om de
draaibeweging te stimuleren).
4
De patiënt is in staat om in beide draairichtingen recht naar achteren te
kijken en het gewicht goed over te brengen.
3
De patiënt is in staat om in 1 draairichting recht naar achteren te kijken,
brengt bij de andere draairichting het gewicht minder goed over.
2
De patiënt is bij geen van de draairichtingen in staat om volledig recht naar
achteren te kijken, maar handhaaft wel het evenwicht.
1
De patiënt heeft supervisie nodig tijdens het draaien.
0
De patiënt heeft ondersteuning nodig om te blijven staan.
11
Volledig om de as draaien (360°) in stand
Instructie:
‘Kunt u volledig om uw as draaien?’ (Laat de patiënt even pauzeren alvorens de
volgende opdracht te geven). ‘Kunt u nu de andere kant op draaien?’
4
De patiënt is in staat om naar beide kanten veilig 360° te draaien binnen 4
seconden of minder.
3
De patiënt is in staat om binnen 4 seconden veilig 360° te draaien alleen naar
1 kant toe.
2
De patiënt is in staat om naar beide kanten veilig 360° te draaien, maar niet
binnen 4 seconden.
1
De patiënt heeft van dichtbij supervisie nodig of verbale aanwijzingen.
0
De patiënt heeft ondersteuning nodig tijdens het draaien.
12
Alternerend plaatsen van voet op krukje/opstapbankje in stand
Materiaal:
krukje of opstapbankje
Instructie:
‘Kunt u uw voet op het krukje/opstapbankje plaatsen?’ ‘Ga hiermee door totdat
elke voet het krukje/ opstapbankje 4 keer heeft aangeraakt.’
4
De patiënt is in staat om zelfstandig en veilig te staan en 8 stappen in 20
seconden te maken.
3
De patiënt is in staat om zelfstandig te staan en 8 stappen in meer dan 20
seconden te maken.
2 De patiënt is in staat om zelfstandig 4 stappen te maken, maar heeft
hierbij supervisie nodig.
1 De
patiënt is in staat om met minimale ondersteuning meer dan 2 stappen te maken.
0 De
patiënt heeft ondersteuning nodig om niet te vallen / is niet in staat om de
opdracht uit te voeren.
13
Staan met één been voor
Instructie:
‘Kunt u een voet direct voor de andere plaatsen? Als u voelt dat u uw voet niet
precies voor de andere voet kan zetten, probeert u dan uw voet zo neer te
zetten dat de hiel van uw voorste voet voorbij de tenen van uw andere voet
komt.’
(Om
3 punten te scoren, moet de lengte van de pas van de ene voet de lengte van de
andere voet overschrijden en de breedte van deze houding moet de normale pas
van de patiënt benaderen. De patiënt mag zelf kiezen welk been hij voor zet).
4
De patiënt is in staat om de voet zelfstandig in het verlengde van de andere
te plaatsen en deze positie gedurende 30 seconden te handhaven.
3
De patiënt is in staat om de voet zelfstandig voor de andere te plaatsen en
deze positie gedurende 30 seconden te handhaven.
2
De patiënt is in staat om zelfstandig een kleine stap te zetten en deze
positie gedurende 30 seconden te handhaven.
1
De patiënt heeft hulp nodig om een stap te zetten, maar kan deze positie wel
gedurende 15 seconden handhaven.
0
De patiënt verliest het evenwicht bij het staan / is niet in staat een stap te
maken.
14
Staan op één been
Instructie:
‘Kunt u zo lang mogelijk op 1 been staan zonder te steunen?’
4
De patiënt is in staat om het been zelfstandig op te tillen en deze positie
>10 seconden te handhaven.
3
De patiënt is in staat om het been zelfstandig op te tillen en deze positie
tussen de 5‐10 seconden te handhaven.
2
De patiënt is in staat om het been zelfstandig op te tillen en deze positie
minimaal 3 seconden te handhaven.
1
De patiënt probeert het been op te tillen, maar is niet in staat deze positie
3 seconden te handhaven, maar blijft wel zelfstandig staan.
0 De patiënt is niet in staat een poging te ondernemen / heeft hulp nodig om te blijven staan.

Scoreformulier Berg Balance Scale
Datum

1
|
van
zit naar stand
|
|
2
|
zelfstandig staan
|
|
3
|
zelfstandig
zitten
|
|
4
|
van
stand naar zit
|
|
5
|
transfers
|
|
6
|
staan
met gesloten ogen
|
|
7
|
zelfstandig
staan met voeten tegen
elkaar
|
|
8
|
reiken
naar voren met een uitgestrekte arm
in stand
|
|
9
|
oppakken
van een voorwerp van de
vloer vanuit stand
|
|
10
|
draaien
over L en R schouder om naar achteren
te kijken in stand
|
|
11
|
volledig om de as draaien (360°) in stand
|
|
12
|
alternerend
plaatsen van de voet op krukje/opstapbankje in stand
|
|
13
|
staan
met één been voor
|
|
14
|
staan
op één been
|
|
Totaal
Opmerkingen
(bijvoorbeeld de reden dat de test niet kon worden afgenomen)
.....................................................................................................................................................
.....................................................................................................................................................